Dit gedicht is van een volwassen KOPP-kind. Ze schrijft dit gedicht over haar gezin van herkomst, waar ze altijd haar beste beentje voor zette. Maar door de vele psychische problemen van vader en andere gezinsleden, heeft dat beste beentje voorzetten niet veel opgeleverd. Dit gedicht gaat over een vrouw die nu beseft dat ze aan een dood paard aan het trekken was.
Altijd mijn beste beentje voor
Niets was me teveel
Je kon bij mij terecht
En kreeg een lach op je gezicht
Eerlijk en betrouwbaar
Liet ik mezelf zien
Ik was dapper
Zette stappen
En nu word ik niet meer gezien
Geen erkenning voor wie ik was
Zomaar in de kou
Ik voel mij heel alleen
En had dit nooit verwacht