In mijn hoofd heb ik mijn verhaal al meerdere keren geschreven, maar het moment dat het op papier moet komen te staan lijkt het er toch niet allemaal zo vloeiend uit te komen. Ik vind het spannend om een inkijkje te geven in mijn leven, maar tegelijk wil ik er zo graag open over zijn. Naast dat schrijven mij enorm helpt, helpt het lezen van andermans verhalen mij vaak ook in het vinden van (h)erkenning. Ik hoop dat anderen dit vinden in mijn woorden, ook al is het maar één iemand.
Bij ons thuis is het anders
Samen met mijn jongere broertje groeide ik op bij mijn moeder. We zijn beiden van een verschillende zaaddonor, waardoor er nooit een vader in beeld is geweest. Op het eerste gezicht leek er niks mis met ons gezinnetje, ook voor mij was het reilen en zeilen thuis heel normaal. Naarmate ik ouder werd veranderde hier echter iets in. Steeds vaker begon het me op te vallen dat niet alles er hetzelfde aan toe ging als bij vriendinnetjes waar ik speelde. Bij ons thuis was het altijd een rommeltje en mijn moeder sliep veel. Bijna dagelijks kwamen er mensen, oftewel de hulpverlening, langs om mijn moeder te helpen. Ik logeerde wekelijks meerdere dagen bij opa en oma en “Ik hou van jou” waren onbekende woorden thuis. Hoe ouder ik werd, hoe duidelijker het verschil voor mij werd tot op het punt dat ik geen vriendinnetjes meer mee naar huis durfde te nemen. Niet alleen bij ons thuis was het anders, maar ook mijn moeder was anders. Op de een of andere manier heb ik dit altijd al wel geweten, maar het was mijn moeder dus ik zocht er verder niks achter.
Volgens mijn moeder is er niets aan de hand
Vanaf mijn zesde is de hulpverlening in mijn leven, of ja vooral in dat van mijn moeder. Mijn moeder zat namelijk behoorlijk in de knoop met zichzelf, waardoor ze de opvoeding als alleenstaande ouder, en alles wat daarbij komt, maar moeilijk aankon. Mijn moeder heeft namelijk last van een chronische depressie, een borderline persoonlijkheidsstoornis en complexe PTSS. Of dit haar officiële diagnoses zijn durf ik niet te zeggen, want volgens mijn moeder is er niks aan de hand met haar. Ondanks dat het ontkennen van diagnoses een kenmerk is van borderline kan ik niet zo goed begrijpen waarom ze dit doet. Als meisje van acht jaar heb ik namelijk in een KOPP-groep gezeten met andere kinderen en jeugdzorg is zolang ik me kan herinneren in mijn leven. Dat ze het niet erkend blijf ik moeilijk vinden, omdat ik hierdoor ook veel twijfel aan mezelf. Ook ben ik bang dat andere me hierdoor niet serieus zullen nemen.
Let maar niet op mij
Als kind voelde ik altijd al dat mijn aanwezigheid eigenlijk al te veel was voor mijn moeder, hierdoor leerde ik mezelf onzichtbaar maken om haar zo min mogelijk tot last te zijn. Ik speelde veel buiten of sprak af bij vriendinnetjes. Wanneer ik thuis was zat ik op mijn kamer met de deur dicht, dan zat ik namelijk in mijn eigen bubbel en voelde ik de gespannen sfeer die er hing minder. Het voelde altijd alsof er ieder moment iets kon gebeuren en dat was helaas ook zo. Mijn moeder kon namelijk om alles boos worden, alleen kon ik nooit inschatten wat dat ‘alles‘ was, want dat verschilde iedere keer. Hierdoor was ik altijd alert zodat ik snel weg kon als ze boos zou worden. Ik vluchtte dan naar mijn kamer en deed de deur op slot. Bang voor de dingen die ze naar me schreeuwde of de spullen die ze gooide. De constante spanning die ik voelde zorgde ervoor dat ik continu op mijn tenen liep en bang was om dingen fout te doen.
Hulpverlening met weinig succes
Doordat mijn moeder ziek was is er altijd veel hulpverlening betrokken geweest. Deze was voornamelijk gericht op het aanleren van pedagogische vaardigheden bij mijn moeder en de relatie tussen mijn broertje en mijn moeder, aan mij werd niet zoveel aandacht besteed. Doordat mijn moeder het moeilijk vindt om in te zien wat zij anders zou kunnen doen werkte veel dingen niet voor de lange termijn en zijn we verschillende trajecten ingegaan met weinig succes. Doordat ze het niet in kon zien legde ze de schuld van het mislukken bij mijn broertje en mij. Dat alles wat er mis ging aan mij lag is er bij mij diep ingesleten. Tot op de dag van vandaag vind ik het moeilijk om niet de volledige verantwoordelijkheid op me te nemen op het moment dat er iets verkeerd gaat, maar ik zeg gelukkig al geen 1000 keer meer ‘sorry’ op een dag.
In mijn ‘bunker’ voelt het veilig
Zo rond mijn 10de kwamen er ook meer zorgen rondom mijn ontwikkeling. Ik ‘moederde’ ontzettend veel over mijn broertje en ik maakte me druk over de financiële problemen thuis. Mijn moeder vertelde al haar problemen aan mij en ik uitte mijn emoties niet. Mijn spreekwoordelijke emmer liep over waardoor ik een woede-uitbarsting kreeg waarin ik mezelf pijn deed en volledig afsloot. Op mijn 10de kwam ik voor het eerst in contact met een psycholoog, maar helaas zonder succes. Ik had namelijk door de jaren heen een enorme bunker om me heen gebouwd om te kunnen overleven. Na de eerste psycholoog volgde er nog meer, maar meestal kwam ik niet verder dan de intakefase. Ik had namelijk nul vertrouwen in mensen en stond ook niet open voor hulpverlening. Of ze nu de titel buddy of psycholoog hadden, ik wilde het niet. Mijn bunker liet me vooral heel zelfstandig, (eigen)wijs en onverschillig overkomen terwijl ik eigenlijk té veel voelde, maar ook eenzaamheid en angst. Om ook maar een beetje in de buurt te komen van mijn werkelijke gevoel in die bunker moesten anderen eerst nog door een heel mijnenveld waarin ze mijn vertrouwen moesten winnen. Veel hulpverleners hadden hier echter het geduld en de tijd niet voor, waardoor ik al snel werd bestempeld als ‘niet behandelbaar’.
De impact van een uithuisplaatsing
Ondanks de vele hulpverlening die betrokken was bij ons als gezin en als individu verslechterde de gezondheid van mijn moeder en daarmee ook de thuissituatie. Hierdoor werd ik van mijn 14de t/m mijn 17de officieel uithuisgeplaatst. Net als voor bijna alle kinderen is een uithuisplaatsing ontzettend ingrijpend, zo ook voor mij. Ik heb heel lang gedacht dat het mijn schuld was dat ik niet meer thuis kon wonen, dat het mijn schuld was dat mijn moeder ziek was, dat het allemaal aan mij lag dat het thuis niet ging. Nu weet ik dat het niet mijn schuld is geweest en dat ik er niks aan kon doen, want ik was een kind ook al was ik ‘al’ 14. Op mijn 17de ben ik weer thuis gaan wonen, maar op mijn 18de stond ik alweer buiten de deur omdat het gewoon niet ging. Ik ben toen een traject ingegaan voor begeleid wonen, omdat ik nog niet het vertrouwen in mezelf had om alles alleen te doen.
Destructieve manieren
Op mijn 17de besloot ik zelf naar een psycholoog te gaan, doordat ik bij mijn opleiding enorm tegen mijn ‘faalangst’ aanliep. Waar ik dacht met tien sessies klaar te zijn kwam ik er al snel achter dat het weleens langer zou kunnen gaan duren. In eerste instantie stonden vertrouwen, praten en emoties gaan voelen centraal. Naarmate we verder gingen verdiepen werd duidelijk dat mijn ‘faalangst’ niet het probleem was, maar slechts een symptoom. Tijdens een lange zoektocht naar een passend therapietraject kwamen we erachter dat ik verschillende destructieve manieren had ontwikkeld om alles wat ik voelde te onderdrukken. Door de jaren heen had ik een eetstoornis ontwikkeld en ik beschadigde mezelf. Hiervoor ben ik uiteindelijk een intensief traject ingegaan binnen de GGZ en heb ik verschillende soorten therapie gevolgd. Eerst moest ik wat meer grip krijgen op mijn destructieve coping-strategieën en daarna kwam er ruimte om te werken aan de onderliggende problemen.
Eindelijk weer mensen in vertrouwen durven nemen
Momenteel is het contact met mijn moeder is heel wisselend. Ik zie haar ongeveer één keer in de twee maanden een middagje en dan kunnen we het prima hebben over koetjes en kalfjes. Zolang we het niet over moeilijke dingen hebben zoals emoties, mijn therapie of andere niet luchtige onderwerpen gaat het prima. Tussendoor is er geen contact tenzij ik het contact op zoek, maar vanuit haarzelf zal ze nooit vragen hoe het met me gaat. Dit vind ik nog altijd ingewikkeld en pijnlijk, maar ik ben langzaam meer gaan accepteren dat dit het contact is wat we hebben.
Ik ben enorm dankbaar voor de hulpverleners met wie ik dit proces ben aangegaan (en nog steeds aanga), want wat hebben ze een geduld met mij. Door mijn hechtingsproblemen hebben ze het niet altijd even makkelijk, maar ze blijven bij me, iets wat ik voorheen niet mee heb gemaakt. Ik kwam binnen als een angstig vogeltje dat geen vertrouwen had in mensen, zichzelf niks waard vond, vrijwel niks voelde en alles alleen deed. Nu anderhalf jaar intensieve therapie verder ben ik een jongvolwassene die alles zelf maar niet alleen doet, weet dat ze meer toevoegt aan de wereld dan dat ze zelf denkt en mensen in vertrouwen durft te nemen.

Deze quote beschrijft wel het punt waarop ik nu sta in het leven, want ondanks alle obstakels die ik ben tegen gekomen ben ik ook blij met waar het me heeft gebracht. Een begin twintiger met een berg zelfkennis, die prima in staat is om voor zichzelf te zorgen (met een beetje hulp), goed voelt wat ze wel en niet wilt en weet hoe ze haar eigen boontjes moet doppen. Als kind moest ik veel te vroeg volwassen worden, maar nu werkt het in mijn voordeel.