
Mijn fotoboeken van vroeger
Als ik blader door mijn fotoboeken van mijn baby-, peuter- en kleutertijd, zie ik blije kinderfoto’s van verjaardagen, vakanties en andere uitjes. Wat er destijds ook speelde thuis, ons gezinsleven zag er niet heel anders uit dan bij anderen. Ik knuffelde met mijn konijnen, deed aan paardrijden en turnen – dat laatste vond mijn moeder vooral leuk -, logeerde bij opa en oma en speelde met mijn broertje. Beelden zeggen heel veel. Vind je ook niet? Wie er op staan, maar vooral ook hoe ze erop staan en welke blik ze in hun ogen hebben. In mijn eerste fotoboeken zie ik mijn eigen levenslust, blije familieleden en betrokken ouders. Ik voelde mij geliefd en welkom. Dit gevoel werd later wel anders.
Als ik mijn fotoboeken erbij pak kan ik goed zien wanneer de situatie bij ons thuis veranderde. Dit was ongeveer na de zelfmoord van mijn vader waardoor de psychische klachten van mijn moeder ook verergerde. De situatie thuis verslechterde. In mijn fotoboeken zie ik dit terug in het aantal foto’s wat nog van ons gemaakt werd; erg weinig. En als er wel foto’s waren dan was de blik in mijn ogen anders; ongelukkiger en zonder het kinderlijke plezier wat eerst wel nog zichtbaar was. Daarnaast heb ik welgeteld nul foto’s waar we met z’n allen: broertje, zusje, stiefvader en moeder opstaan. Ik vergeet nooit één foto waar ik samen met mijn moeder en stiefvader opsta. De lichaamstaal op de foto zegt al genoeg. We staan hartstikke ver uit elkaar, raken elkaar niet aan en er kan geen oprecht lachje vanaf. De foto ziet er gemaakt uit. Ik vind het zo duidelijk de thuissituatie van toen weerspiegelen; het ging ook vaak echt niet goed toen.
Had iemand wel voor mij gekozen?
Ok, ik heb het nu wel de hele tijd over die foto’s maar waar ik eigenlijk heen wil met mijn verhaal is dat het voor mij voelde alsof er niet voor mij was gekozen. Een gevoel wat ik voornamelijk had vanaf – pak ‘m beet – mijn 10e levensjaar. Met de foto’s wilde ik laten zien dat ik mij vroeger wél welkom en geliefd voelde, maar dat dit veranderde naarmate ik ouder werd en dat dit alles te maken had met de situatie thuis.
Het begint met mijn (echte) vader. Hij heeft simpel gezegd niet voor mij gekozen omdat hij een einde aan zijn leven te maakte, iets wat ik hem overigens nooit heb kwalijk genomen. Maar omdat ik ook nog eens bij mijn moeder en stiefvader ging ervaren dat ik een moeilijk kind was, dat weinig betrokkenheid waard was, werd dat gevoel van ‘er niet toe doen’ alleen maar groter. Ik voelde het heel diep van binnen; ‘ik deed er niet toe en was bovenal niet geliefd.’ Tenminste, ik merkte het aan niets!
Eerder een last dan een verrijking
Ik had niet het idee dat mijn moeder mij nou echt een leuk persoon vond toen ik ouder werd. Ze leek mijn aanwezigheid niet te waarderen of liet geen trots zien als ik iets had bereikt. Waarom vond ze mij niet leuk vroeg ik me af? Dit gevoel heb ik eigenlijk gehad tot ik uit huis ging op mijn 17e. Ik maakte volgens haar te veel herrie, deed dingen fout, maakte ruzie of maakte dingen vies (niet meer dan een ander normaal kind). Ik voelde me hierdoor eerder een last dan een verrijking van haar leven. M’n moeder wilde ook zelden iets leuks doen met mij en toonde weinig interesse in school. Ik was mij hier maar al te goed bewust van omdat ik zag dat het in andere gezinnen anders ging, en juist daarom was het zo pijnlijk.
Als ik er iets van zei dan kreeg ik naar mijn hoofd dat ik ‘maar ergens anders moest gaan wonen’ of dat ze ons niet had moeten krijgen. Of ik geloofde mijn moeder als ze zei dat ik uit huis zou worden gehaald. (Ok, op het moment van schrijven heb ik hier nu even heel erg last van loyaliteit naar mijn moeder. Ik vind het moeilijk om te zeggen wat voor narigheid ze allemaal heeft geroepen tegen mij vroeger. Ze bedoelde het vast niet zo, maar het kwam er toch uit. En ik vergat het niet. Ik wil nu bijna weer een soort van positief stuk schrijven over mijn moeder of iets goedpraten om de narigheid die ik schrijf over haar te compenseren. Het blijft lastig dit … ).
De relatie met mijn stiefvader
Naast mijn ‘eigen’ ouders had ik ook erg veel moeite met mijn stiefvader destijds. Voor mij voelde het alsof hij óók niet voor mij had gekozen toen hij bij ons kwam wonen. Met mijn stiefvader heb ik in huis gewoond van ongeveer mijn 9de tot 17e. Een lange tijd dus waarin ik het gevoel had dat hij zich niet echt kon bekommeren om mij, waardoor ik destijds mijn respect voor hem verloor. ‘Als ik later ga trouwen dan mag jij er niet bij zijn hoor!’ heb ik wel eens geschreeuwd naar hem. Ik zocht de confrontatie meer dan eens op. 😉 (En ook hier heb ik weer een loyaliteitsconflict want het is de vader van mijn zusje en ik wil niet slecht over hem praten terwijl zij dit misschien wel leest. Je wilt zoiets niet lezen over je eigen vader. Toch schrijf ik weer verder. Waarom is dit schrijven niet makkelijker pfoe!?)
Hij wist totaal niet wat hij aan moest met ons, 2 niet-eigen kinderen die opgroeiden met een moeder met psychische problematiek. Ik geloof niet dat hij het niet wilde, maar het zat gewoon echt niet in hem. Hij kon het niet, en was een heel ander type mens ook dan ik. De situatie met mijn stiefvader heb ik al veel meer een plekje kunnen geven dan de situatie met mijn moeder. Dat zit nog veel dieper en is nog veel complexer. Wat fijn is aan het contact met mijn stiefvader is dat hij ‘normaal’ reageert en dat we ‘normaal’ kunnen bellen. Met mijn moeder durf ik al bijna al geen contact te hebben omdat ik weet dat het resulteert in verwijten en heel veel CAPS LOCK woorden. Mijn stiefvader is tenminste ‘stabiel’, zo zie ik het.
Ondanks dat mijn stiefvader en ik niet met elkaar onder één dak konden wonen hebben we nu een heel andere relatie. We hebben een ‘prima’ band. Niet zo’n eentje als die van een vader en dochter, dat zeker niet. Ik verwacht niets van ‘m in ieder geval. Hij is druk met zijn leven en heeft in principe gewoon één dochter; mijn zusje. Zijn huis is nooit mijn huis geweest maar is wel het enige huis waar ik heen kan en ook ga met verjaardagen bijvoorbeeld. Dat is toch wel fijn.
Ik hecht veel waarde aan deze band omdat, zoals ik al eerder zei, het de vader van mijn zusje is die nog bij hen woont. En als je me al een redelijk tijdje kent dan weet je dat mijn zusje en broertje de allerbelangrijksten zijn voor mij op deze aardbol. Iets met parentificatie, ach ja. 😉
Gezien worden als kind
Het komt er dus op neer dat ik me thuis niet gezien voelde. En als ik ook maar íets wil meenemen naar het ouderschap straks – want ik wil heel graag kinderen – dan is het wel dat ik mijn kinderen het gevoel wil geven dat ze gezien worden. Gezien worden staat tegenover genegeerd worden. Gezien worden gaat erom dat er oog voor jou is, dat je gehoord wordt. Gezien worden gaat om erkenning. Erkenning voor jou als kind met jouw behoeften en emoties. Als je je als kind gezien voelt dan voel je je sterker en
Ik denk dat één van de grootste pijnen die een kind kan hebben, de pijn is die je voelt wanneer je niet gezien of gehoord wordt. Hulpverleners zouden daarom meer moeten focussen op de ouderrol van de psychisch zieke en/of verslaafde ouder. Dit wordt nog te vaak over het hoofd gezien omdat de problematiek van de ouder op de eerste plek komt. Logisch natuurlijk, maar vergeet niet dat de ouder een heel belangrijke andere taak heeft; namelijk het opvoeden van een kind. Er kan blijkbaar niet vanuit gegaan worden dat een ouder vanzelfsprekend de ‘interne handleiding’ heeft om een kind op te voeden. Mijn moeder heeft mij vroeger wel eens gezegd: ‘Sandra, andere ouders hebben een handleiding over opvoeden, maar ik heb die niet’.
In hoeverre voelde jij je vroeger gezien door je ouders?
Heel herkenbaar. Van mij zijn er vanaf het moment dat ik geboren ben al nauwelijks foto’s. De foto’s die we wel zijn laten de afstand in het ‘gezin’ (vader, moeder, ik) goed zien. Ik hoorde eens van een van de vrouwen van mijn vader (hij heeft altijd een vriendin/vrouw) dat ze de videobanden van mij als baby had gezien en ze zich rot schrok: ik was in de box en de camera was op mij gericht, maar dat was het dan ook. Geen interactie met mij, niks. En er was wel visite aanwezig, gaf ze aan.
Ik herken in ieder geval het gevoel van ‘ik ben ongewenst’. Ik ben niet gezien of erkend als kind. Ik probeerde onzichtbaar te zijn (minder gezeik over me heen) en alles perfect te doen. Het behoeft geen uitleg dat ik later moeite had om ‘er te zijn’, ruimte in te nemen en het verbaast ook niet supervreselijkontzettend perfectionistisch was. Gelukkig heeft therapie een hoop voor me gedaan 🙂 Ik heb geaccepteerd hoe het is en zelfs een redelijke ‘band’ met mijn moeder nu, omdat ik geleerd heb goed voor mezelf op te komen.
Zoals altijd is het heel fijn en heel jammer en verdrietig om zo’n herkenbaar (levens)verhaal te lezen. Sterkte met alles!
Dank voor je reactie Anouk!
Ik heb nog steeds het gevoel dat ik inwisselbaar ben voor mijn moeder. Als kind bv als ze getroost wilde worden omdat de relatie met mijn vader niet goed ging dan kwam ze naar mij tot het weer goed ging dan gaf ze me vooral het gevoel dat ik een teleurstelling was.
Op mijn 16de, nadat ik weer eens mishandeld was door mijn vader, koos ze heel duidelijk niet voor mij. Ik vroeg haar, ik moest haar troosten, waarom ze niet ging scheiden? Haar antwoord ging vooral over het huis en de inboedel die ze niet kwijt wilde. Ik heb toen bewust emotioneel afstand genomen.
Daarna ben ik in een soort spagaat terecht gekomen tussen mezelf belangrijk maken voor haar door dingen voor haar en met haar te doen en letterlijk afstand van haar houden.
Ik heb helaas nog steeds het gevoel dat ik mezelf in allerlei bochten moet wringen om haar tegemoet te komen maar dat ze mij heel makkelijk aan de kant schuift als iemand of iets anders haar aandacht vraagt.
Na het overlijden van mijn vader heb ik veel voor en met haar gedaan maar toen ze een nieuwe partner kreeg voelde ik me letterlijk ingewisseld. Alles waar ik als kind rekening mee moest houden, was nu ineens niet meer belangrijk. Alles wat vroeger onwrikbaar zwart was bleek nu ineens wit en omgekeerd, ik moest niet zeuren en meer moeite doen om haar partner het naar zijn zin te maken want ik wilde toch dat ze gelukkig was.
Mijn antwoord daarop was ( in mijn hoofd en hart) nee! ik wil vooral zelf gelukkig zijn.
Dus nu ben ik daar hard voor aan het werk, maar toegeven dat oude patronen ongezond zijn zelfs ze herkennen last staan ze doorbreken is ongelofelijk moeilijk.
Ook ik voel die loyaliteit naar mijn moeder en wil haar zelfs verdedigen tegen mezelf en haar vooral ook niet kwetsen. Daarnaast wil ik ook zo graag dat ze me echt ziet als het kind wat ik was en het verdriet wat ik heb.
Maar dat moet ik loslaten en dat ik dat ongelofelijk moeilijk vind blijkt wel uit de tranen die nu over mijn wangen stromen.
Dat laatste betekent vreemd genoeg ook dat er vooruitgang in zit want emoties voelen moet ik ook weer leren.