kelly sikkema mDMngGyjqI unsplash

Kiezen voor jezelf – Rachel

Waar wil je zitten, Rachel?’ Mijn nieuwe psycholoog kijkt me aan. Nog geen twee tellen ben ik in haar kantoor en nu al raak ik haast in paniek. Ik zie een tafel met stoelen staan maar ook twee van die comfortabele plof-stoelen. Angst slaat me om het hart: shit, wat nu? Waar zit zij normaal gesproken, wat vindt zij de fijnste plek om te zitten, wat als ik ‘fout’ kies? Ik hakkel dat het mij niet zoveel uitmaakt (zinnetje dat ik meer dan VAAK uitspreek) maar van haar moet IK kiezen. Nou, dan maar aan tafel, besluit ik. Maar toch ga ik niet helemaal met een gerust hart zitten…

Ik heb het vooral als ik mensen nog niet zo goed ken of als ik me niet helemaal op mijn gemak voel: enorm please-gedrag. Maar, ook in situaties waarin ik wat meer mezelf durf te zijn, zoals bij vrienden, doe ik mijn uiterste best om anderen tevreden te houden. ‘Oh, doe maar wat!’, roep ik naar mijn vriendin die bij de koelkast staat om me wat te drinken in te schenken. ‘Kies jij maar’, zeg ik als ik weer eens niet kan kiezen welk spelletje ik wil spelen. Inmiddels weten veel mensen in mijn omgeving wel van mijn ‘keuzestress’ en kunnen we er ook wel om lachen. Toch is dit gedrag als een ijsberg, waar alleen het topje van zichtbaar is. Want o, wat er allemaal onder zit…

Als je opgroeit in een huis vol onveiligheid, onzekerheid en onrecht, is de kans klein dat je je veilig hecht aan je ouders. Dit is ook bij mij gebeurd. Ik heb een emotioneel onvolwassen en onbeschikbare moeder, waardoor ik als klein meisje niet kreeg wat ik nodig had. En ook mijn vader was geen figuur waar ik mij veilig bij voelde. Als mijn ouders er al waren, waren ze druk met andere dingen, zoals met zichzelf of met ruzie maken. Ze hadden nooit kinderen moeten krijgen, daar zijn zowel de familieleden aan mijn moeders als aan mijn vaders kant het over eens. Heftige woorden, maar wel raak. En dan te bedenken dat het niet stopte na één kind, nee, mijn ouders kregen zes kinderen waar ze hun schaarse aandacht over uit moesten smeren. Ik leerde dat ik niet op mijn ouders kon bouwen en vertrouwen.

Maar ook mezelf vertrouwde ik niet. De wereld om me heen voelde onveilig en ik durfde haar niet te ontdekken. Achteraf gezien weet ik dat de veilige basis om terug naar te rennen ontbrak. En als er geen veiligheid is, tja, dan blijf je in je comfortzone. Op school kreeg ik last van faalangst, nieuwe dingen leren vond ik ontzettend vervelend (duizend dingen die je dan fout kunt doen…) en ik durfde een tijdlang ook niet alleen te zijn, uit angst om de controle over mezelf te verliezen. Ik was bang voor mezelf geworden. Bang voor wie ik was, bang voor wie ik niet was. Bang om te voelen, bang om te falen, bang om door de mand te vallen. Het was makkelijker om mezelf dan maar niet te leren kennen.

En dus begon ik me enorm op de ander te richten. Van jongs af aan heb ik dat eigenlijk al geleerd: de emoties van mijn ouders stonden centraal, net als hun behoeftes. En ik begon me te schikken. Ik paste me aan om niet tot last te zijn, ik begon te ‘pleasen’ om mijn ouders tevreden te houden. Ik was als water: ik nam de vorm aan van mijn omgeving, paste overal wel tussen en was zonder kleur. Die onzichtbaarheid heeft mij ontzettend beschadigd. Voor mijn wensen, mijn behoeften, mijn verlangens was geen oog. Ik was geparentificeerd, droeg mijn ouders op mijn schouders in plaats van andersom.

Best heftig, hé? Vind ik zelf ook. En toch vertel ik dit niet om mezelf een partijtje zielig te vinden, nee: ik schrijf dit omdat het zo ontzettend belangrijk is om jezelf en je patronen te onderzoeken. Je geschiedenis maakt wie je bent, maar toch ben jij ook meer dan dat. Zelf vind ik dat nog best een zoektocht: wie ben ik dan? Maar vooral: wat WIL ik? Die laatste vraag dreunt door in elke stap die ik zet. Het voelt zo onnatuurlijk voor mij om te kiezen voor wat ik wil. Ik heb geleerd om geen voorkeuren te hebben; geen lievelingsijs, geen favoriet liedje voor het slapengaan. Als het altijd om de ander heeft gedraaid is het verdraaid moeilijk om te kiezen voor jezelf. Waar ligt nu jouw behoefte? Waar hou jij van? Waar haal jij je energie uit? Hoe zou jij nu willen dat het gaat?

De antwoorden op deze vragen zijn voor mij persoonlijk soms nog best moeilijk. Ik weet eerder heel goed wat ik NIET wil: ik wil nooit meer terug naar ‘toen’. Naar vroeger. Naar continu alert zijn, naar op mijn tenen lopen. En voor nu is dat ook even prima. Ik moet nog leren wat ‘normaal’ is. Ik mag nog keuzestress hebben, ik mag nog even de kat uit de boom kijken tot ik weet wat anderen willen. Ik mag me nog best aanpassen aan de ander, rekening houden met de behoefte van de ander (want, als je er niet in doorslaat is het ook een prachtige eigenschap!). Maar ik mag ook leren wat goed voor MIJ is. Waar IK van ga stralen. Leren voelen waar ik zin in heb en of dat ijsthee of chocolademelk is in plaats van het goedkoopste of het makkelijkste. En dat is ook een kwestie van oefenen en ervaren. Succeservaringen opdoen met het durven uitspreken van je mening of gevoel. Oefenen met het stellen van grenzen, maar ook met het verleggen van je eigen grenzen. En vooral: leren dat jij dit niet alleen hoeft te doen. Ook al ben je nu volwassen, jij hebt alsnog recht op steun en aandacht van anderen. Ook jij hebt mensen nodig om op terug te vallen, een veilige uitvalsbasis. Ik hoop dat je die steun mag vinden in je omgeving. Mensen die je kunnen uitdagen maar ook die je kunnen opvangen als dat nodig is. Want jij doet ertoe. En jij mag voor jezelf kiezen, daar zet ik gewoon een punt achter. Nee, een uitroepteken! Zo. 😉

Scroll naar boven